Interview door Paula Marvelly

Met Dr. Vijai Shankar

Uit het boek ‘The Teachers of One’

Watkins Publishing, Londen, VK.

2002

 

 

 

PM: De pollen van de lelies van Casablanca die ik als offer voor de Guru in mijn handen heb liggen als stof op mijn jas en mijn wang. Ik herinner mezelf er steeds aan om mijn schoenen af te doen wanneer ik naar binnen ga. Net als vele ander huizen van de Indiase gemeenschap in Noord-West Londen, is het half-vrijstaande-huis van Kalpna Dave in Harrow en Weadlstone van buiten niet bijzonder, maar van binnen een tempel ter ere van God. Indiase specerijen en wierrook geuren de lucht. Vedische memorabilia tooien iedere kamer. In de zitkamer domineert een majestueus altaar voor Sathya Sai Baba de helft van een muur – foto’s en schilderijen van Shri Shirdi Sai Baba en zijn reïncarnatie Shri Sathya Sai Baba zijn bestrooid met vibhuti. Malakralen hangen over portretten van Krishna en Radha, Shiva en Parvati, Hanuman en Ganesh; en op het altaar, een Ohm-teken geschreven in rijst.

 

Ik ben bijzonder opgewonden om met Dr. Vijai te praten. Het lijkt een beetje ironisch dat hij de eerste niet-westerse leraar is waarmee ik zal praten – de leer van advaita was in het verleden altijd meer het terrein van de Indiase wijze. Ik vraag me af of zijn interpretatie zal afwijken. Op een of andere manier stel ik me zo voor dat het opgesmukt zal zijn met bijgeloof en mysterie. Misschien zal hij me over de verhalen van Krishna en Rama vertellen, over het belang van Indiase rituelen en over de magische krachten van de Ganges.

 

Vijais ronde en ondeugende gezicht – zijn linker wenkbrauw rijzend richting de hemel – begroet me met liefdevol respect. Hij draagt het traditionele kurthapyjama, wat zorgt voor een exotische en waardige gratie. Hij neemt me naar de eetkamer aan de achterzijde van het huis, een eenvoudige en bescheiden kamer, een contrast van de caleidoscopische luchtspiegeling van de woonkamer. Kalpna, zijn toegewijde assistente, verschijnt uit de naastliggende keuken, een levende belichaming van een Indiase Godin, de zijde van haar smaragdgroene sari ruist koninklijk wanneer ze binnenkomt. We begroeten elkaar met namasté, ze glimlacht nederig, en wendt dan haar blik af als in een vrome smeekbede.

 

Vijai, geboren aan het eind van de jaren veertig, was geïnspireerd door de geschriften van Shri Ramana Maharshi en Shri Nisargadatta Maharaj. Vanuit een innerlijke dwang ging hij op zoek om de ultieme betekenis van het bestaan te ontdekken, wat op zestien jarige leeftijd leidde tot een ontmoeting met Shri Sathya Sai Baba en de daaropvolgende eerste glimp van zijn ware zelf. Aan het begin van de jaren zeventig werd hij door Shri Shiva Ramakrishna geïnitieerd in Tapas.

 

Vijai studeerde medicijnen, werd dokter en werkte in India en vervolgens in Afrika, zich specialiserend in cardiologie en nierziektes. In 1986 kwam hij naar Londen waar hij promoveerde aan de universiteit van Londen. Dit leidde ertoe dat hij als onderzoekswetenschapper in cellulaire en moleculaire biologie doceerde aan de medische universiteit. Het was rond deze tijd dat er iets plaatsvond dat zijn ego volledig vergruizelde – een val van wereldse genegenheid, maar het is geen gebeurtenis die hij zal onthullen. In 1997 verhuisde Vijai naar de Verenigde Staten, waar hij in Galveston in een klein appartement boven een garage woonde. Hij staat nu op het punt om te verhuizen naar een nieuw huis in Alvin, Texas de Kaivalya Shivalaya Ashram, ofwel de Verblijfplaats van het Absolute.

 

Net als vele van zijn mede-advaitins heeft Vijai zijn eigen website, waarop zijn lezingenagenda te vinden is, routebeschrijvingen naar zijn Ashram en interviews en commentaren van mensen die hem toegewijd zijn. Er is ook een geheugensteun van wat ik ben:

Een waterdruppel die als regen in de oceaan valt, lost op in de oceaan. Het verliest daarmee niet zijn druppel-zijn, maar hij wint de hele oceaan. Dit geldt ook voor de persoonlijke ‘Ik’. Wanneer het oplost in het hart van gewaarzijn, wint het het hele universum.

 

Als ik naar Vijai en Kalpna luister, die vrijuit in Kletsen in Gujurati, is het moeilijk voor te stellen dat ik in Londen ben. Kalpna glimlacht naar me en zegt dat Vijai mij van een satsang herinnert die hij een paar maanden eerder in Kensington gaf. Zoals de traditie wil, ging iedereen aan het einde van de darshan in de rij staan voor het ontvangen van prashad van de leraar. Om de beurt knielde iedereen voor Vijai en bogen hoffelijk, terwijl hij een handvol rode en groene druiven in hun uitgestrekte handen gaf. Met het naderen van mijn beurt, volgde ook ik de ceremoniële exercitie. ‘Moge God je zegenen, mijn kind’, zei Vijai, de zoetste affectie in mijn ogen schenkend. ‘En moge god u zegenen!’ antwoordde ik impulsief. Bij deze woorden keek Vijai naar het plafond en lachte luid. ‘Dat is heel lief!’ grinnikte hij, terwijl ik vermoedde dat wat ik zojuist gezegd had waarschijnlijk niet helemaal juist was.

 

Terwijl ik de cassetterecorder aanzet, wacht Vijai deemoedig als een jongetje, met zijn vingers ineengestrengeld en nonchalant leunend op de tafel voor ons. Met het stellen van mijn eerste vraag, slaat hij zijn ogen op en laat hij ze in de mijne rusten. Plots verwringt zijn gezicht in een zure kronkel, maakt zijn handen los en begint met zijn vinger in de lucht te prikken, terwijl hij zijn hoofd op de bekende Indiase manier heen en weer wiegt. Zijn stem heeft een zangerige kwaliteit, rijzend en dalend, versnellend en vertragend, afhankelijk van het punt dat hij wil maken. Aan het eind van een belangrijke filosofische gevolgtrekking, klikt hij zijn tong tegen zijn verhemelte, een klikkend geluid creërend, alsof hij er de nadruk oplegt, een punt achter het uiteindelijke bewijs.

 

Vijai houdt ervan om geprovoceerd te worden, hoe meer je hem uitdaagt, des te meer hij opgewonden raakt, zijn armen wild gebarend, als een dirigent van een orkest. Tijdens ons gesprek plaagt hij me voortdurend, me zachtjes duwend om zijn lijn van denken te volgen. Je krijgt de indruk dat praten over God het enige onderwerp is dat het waard is om je mond voor open te doen – zijn persoonlijk leven is een irriterende afleiding, die hij afdoet met een handgebaar.

 

De humor van Vijai maakt dat ons intense theoretiseren dragelijk blijft. Mijn normale respons op momenten van een dergelijke diepzinnigheid is het ondergaan van een tragisch soort ervaring. Hoewel mijn weekend met Arjuna iedere laatste druppel van mijn tranen heeft uitgewrongen en ik voel dat ik op een of andere manier op een cruciaal keerpunt ben aanbeland – nou ja, in ieder geval, voor het moment. Aan het eind van de tijd die we samen doorbrachten, voel ik me voor de verandering positief geïnspireerd, gelukzalig zelfs. Ik ben diep geroerd door Vijais vaderlijke zachtheid.. Ik voel, dat wat het probleem ook is, alles goed zal komen. Kalpna verzorgt de lunch. Ze bedient ons, zoals de gewoonte is, en brengt gerecht na gerecht met Indiase heerlijkheden. ‘Eet je niet met ons mee?’ vraag ik. ‘Nee, nee!’ antwoordt ze meelevend. ‘Het is me een genoegen om je te bedienen. In India wordt een gast beschouwd als een belichaming van God. Ik ben werkelijk vereerd dat Hij mijn huis bezoekt en ons met zijn aanwezigheid zegent.’

 

PM: Ik weet dat de waarheid niet in woorden uitgedrukt kan worden…

 

VS: Waarom Paula, kan de waarheid niet in woorden uitgedrukt worden? Het zou heel duidelijk voor je moeten zijn, waarom de waarheid niet in woorden uitgedrukt kan worden. Het kan niet. Waarom?

Er zijn een paar redenen voor. Stel je nu voor, buiten je huis gebeurde wat, en jij zat binnen. Laten we zeggen dat die gebeurtenis een ongeluk tussen twee auto’s was en laten we aannemen dat er tien mensen waren die die gebeurtenis hebben gezien. En jij zat binnen en je was er geen getuige van. En dus wil je weten wat er gebeurde. Je laat alle tien, één voor één bij je komen om je te laten weten wat er gebeurd is. Je laat de eerste binnen en die vertelt je wat er gebeurd is en die gaat vervolgens weer naar buiten. De tweede gaat binnen, vertelt wat hij gezien heeft en gaat weer naar buiten. Als je de hele lijst afwerkt, zul je tot je verbazing ontdekken dat er tien verschillende versies zijn. Daarom kan een gebeurtenis nooit in woorden uitgedrukt worden. Het enige waarin ze allemaal slagen is in het overbrengen van hun mening.

En ook de woorden die ze gebruiken zullen altijd tot tijd en ruimte behoren. Maar ze behoren alleen tot je geest. Ieder woord heeft twee betekenissen, een interne, de ander, extern; één verbaal, de ander, non-verbaal.

 

PM: Wat betekent dat?

 

VS: Ik zal je zeggen wat het betekent! Ik zeg een woord, en jij beschrijft dat woord, wat het volgens jouw geest voorstelt. Ik zeg slechts één woord, oké! ‘Rivier’. Beschrijf wat dat woord voor jou uitdrukt.

 

PM: Het is een uitgestrekt stuk water die van een hogere naar een lagere plek stroomt…

 

VS: Nee, ik wil geen definitie van het word. Ik zei ‘rivier’ tegen je. Beschrijf het woord zoals het voor je geest verscheen toen ik het woord ‘rivier’ zei.

 

PM: Ik zag blauw water, een groene oever aan beide zijden. Ik zag rimpelende golven aan de oppervlakte.

 

VS: Prachtig! De rivier die ik bedoelde was een kleine, er was geen groen te zien, geen bergen in de buurt, nauwelijks vissen en er drijft vuil op het water. Dus ieder woord draagt twee betekenissen. De ene is de algemene, externe betekenis, en de ander is een interne, persoonlijke betekenis. Iedereen kan alleen de externe, algemene betekenis snappen en denkt er dan over wat hij of zij er over wil denken. Maar niemand kan de interne, persoonlijke betekenis binnengaan er in doordringen of er mee in contact komen. Als een woord twee betekenissen heeft, een hele zin heeft zoveel woorden – dat is de grondoorzaak van zoveel onenigheden en discussies die er overal zijn. De vrouw zal zeggen: ‘Waarom zei je dat tegen me?’ Haar man zal zeggen: ‘Dat heb ik niet gezegd!’ ‘Hoe bedoel je, dat heb ik niet gezegd? Ik heb het toch gehoord, ik heb het toch gehoord!’ ‘Ja, je hoorde me, maar dat is niet wat ik bedoelde.’ ‘Daar ga je weer, je zei het, maar je zei dat je het niet zo bedoelde!’ En hij zal haar hetzelfde zeggen en zei hetzelfde tegen hem en niemand is in staat om de interne betekenis te begrijpen – dat is de grondoorzaak van alle scheidingen, alle onenigheden, alle ruzies, alle discussies…

 

PM: Alle religies!

 

VS: Alles, werkelijk alles! Je kunt uitweiden over die bewoordingen. Als iemand zegt: ‘Ik spreek over de waarheid’, betekent dit, non-verbaal, dat hij het bestaan van het valse of onechte geaccepteerd heeft. De onwaarheid komt er treuzelend achteraan, wat betekent dat hij iets geaccepteerd heeft dat onwaar is.

 

PM: Waarheid is een relatief word!

 

VS: Precies. Niemand kan over de waarheid spreken, omdat er niets is wat ‘waarheid’ genoemd kan worden. Zie je, voor elke waarheid is er een onwaarheid. Begrijp je wat ik zeg?

 

PM: Ik begrijp precies wat u zegt.

 

VS: Ga door, mijn kind. Ik zal niet over de waarheid spreken. Ik zal je alleen dingen vertellen zoals ze zijn, een illusie, de maya, wat in werkelijkheid verschijnt als deze onwerkelijkheid. Onwerkelijkheid is de verschijning van de onwerkelijkheid. Maar het is niet de werkelijkheid.

 

PM: Dit verwart me.

 

VS: Het kan zeer verwarrend lijken, mijn kind. Maar het zou niet verwarend moeten zijn!

 

PM: Het is allemaal zo paradoxaal.

 

VS: Het leven is een paradox!

 

PM: Ik besta niet en toch ben ik hier!

 

VS: Nee, je bestaat als het pure zèlf. Je verschijnt als het niet-zelf. Wat is de kleur van je jasje?

 

PM: Het is blauw.

 

VS: Jij zegt dat het blauw is. Maar ik zou zeggen dat het helemaal niet de kleur van het jasje is – het is alles behalve blauw. En dat is de illusie. Ik zal je uitleggen waarom.

 

PM: Dat is de wetenschappelijke definitie – het weerkaatst alle kleuren behalve blauw.

 

VS: Precies. Het licht absorbeert alle kleuren van de regenboog en die ene kan het niet opnemen, het toont het. Dat is de maya, wat de illusie is. Je denkt dat iets echt is over iets wat onecht is.

 

PM: Wat betekent ‘echt’?

 

VS: ‘Echt’ Betekent hoe het is. ‘Echt’ betekent dat wat permanent is – het verschijnt niet om vervolgens weer te verdwijnen. ‘Echt’ is iets wat er permanent is, het is niet iets dat er alleen overdag is van ’s morgens zes tot negen uur ’s avonds. Het zou er ook moeten zijn als je gaat slapen.

 

PM: Dat begrijp ik. Maar wat ik merk is dat het woord ‘illusie’ me problemen geeft. Neem deze tafel (erop kloppend) – ik weet dat het niet echt is, in de zin dat het er over tweeduizend jaar niet meer hoeft te zijn, maar voor nu is echt genoeg!

 

VS: Het is echt, in de zin dat het niet permanent is. Het desintegreert zelfs nu. Hoe kun je het dan permanent noemen?

 

PM: Maar het is een illusie, toch?

 

VS: Het is een illusie in de zin dat je geconditioneerde geest geconditioneerd is om te geloven dat het een tafel is, dus creëert het de illusie dat het er is. De geconditioneerde geest heeft geaccepteerd dat het er is. Ik zeg het je mijn kind, zie je in je dromen geen tafel?

 

PM: Ja, maar dat is iets anders!

 

VS: Waarom, mijn kind? Nee, je ontwaakte uit je droom en je zei dat dit niet bestaat. Je zou uit deze dromen moeten ontwaken, en wat is deze droom? Dit is een dagdroom! Wat is het? Denken!

 

PM: Maar deze tafel is hier!

 

VS: In je droom ook! Je zou uit deze droom moeten ontwaken – en ik zal zeggen wat ik daarmee bedoel, het betekent dat de geest nu actief is, het stroom, net zoals het tijdens je droom stroomde. Je zag de tafel, hier en nu, het stroomde zoals de rivier die je beschreef. De geest is niet stil.

 

PM: Ja, dat begrijp ik.

 

VS: Mooi. Je bent geconditioneerd om te geloven dat dit een tafel is, dat is de illusie. Luister, ik zal je eens wat vertellen. Als je in een woestijn loopt, zal je dan geen water, ananassen en vruchten voor je zien?

 

PM: Als in een luchtspiegeling?

 

VS: Precies. Je noemt het een luchtspiegeling, maar is het er niet? Gaan de mensen er niet achteraan? Ben je wel eens in een woestijn geweest om het te ervaren?

 

PM: Nou ja, ik heb zeker wel eens gezichten in de patronen van gordijnen of vlammen gezien, maar ik weet dat ze niet echt bestaan.

 

VS: Precies. Je wil zien wat de geest graag wil zien. Begrijp je?

 

PM: Maar als ik mijn hoofd tegen deze tafel stoot, zal het pijn doen! Is dat nog steeds een droom?

 

VS: Precies! Maar in de droom doet het toch ook pijn? Lest het droomwater niet je dorst?

 

PM: Soms!

 

VS: Oh nee, mijn kind. Je bent niet diep genoeg in de droom. Natuurlijk kunnen droomdorst en droomhonger in de droom bevredigd worden. Ik zal je precies vertellen wat er in een droom gebeurt.

 

PM: Maar deze droom is fysiek tastbaar, de droomwereld is mentaal.

 

VS: Oh nee, ook deze tafel is mentaal! Je zegt dat er geen fysieke tastbaarheid in je droom was. Bestuurde je geen auto in je droom? Liet je de hond niet uit? Schilderde je je huis niet?

 

PM: Maar ik kan bewijzen dat deze tafel bestaat!

 

VS: Hoe bewijs je het? Hoe?

 

PM: Ik…

 

VS: Denk je het echt, is het zo? Waar is het bewijs van je bewijs?

 

PM: Ik denk dat dit slechts een semantische woordenwisseling is!

 

VS: Dit is geen semantische woordenwisseling, omdat je me niet toestaat om door te gaan! Als je geest stil blijft, absoluut stil… Oké, ik zal je wat anders vertellen. Stel je voor dat je voor een spiegel zit, wat zie je er dan in?

 

PM: Dan zie ik een persoon, waarvan ik aanneem dat ik het ben.

 

VS: Perfect! Je zult je haar, je ogen, je wenkbrauwen, je neus, je lippen en je wangen zien en misschien wil je het een en ander veranderen…

 

PM: Misschien een beetje make-up!

 

VS: Precies! Begrijp je? Welnu, probeer het volgende mijn kind. De volgende keer dat je voor een spiegel zit, zul je hetzelfde zien. Hoe weet je dat je dat ziet? Je ziet het omdat je geest je informeert. Je geest zegt hoofd, neus, wenkbrauwen, voorhoofd, wangen en mond. Je geest vertelt je die dingen, er is niemand anders die je die dingen vertelt. De geest herhaalt het, herhaalt de voorgaande informatie.

 

PM: Maar je vraagt me om alles te ontkennen wat mijn ervaring me vertelt.

 

VS: Ik vraag je helemaal niet om iets te ontkennen. Ik vraag je om waar te nemen. Je staat me weer niet toe om me verhaal af te maken!

 

PM: Neem me niet kwalijk!

 

VS: Wanneer je geest je informeert, schenk er dan geen aandacht aan. Wees gewoon jezelf en kijk naar je spiegelbeeld. De geest zal de informatie over je gezicht in de spiegel steeds herhalen. Geef het geen enkele aandacht. Geen aandacht geven, betekent het niet toepassen van het denkproces. Het zal haar zeggen en dan zal het plots ‘kam je haren denken’, doe dit, doe dat. Zie je, dat is het denkproces dat alleen al door het woord haar begonnen is. Geef het geen enkele aandacht. Als het wang zegt, zal het een klein vlekje zien en dan zul je het willen wegvegen, en zo begint het denkproces opnieuw.

Na verloop van tijd, met het verstrijken van dagen, zul je voor de spiegel plaatsnemen. Dit is een oefening, een experimentele oefening, geen patroon, geen techniek, geen methode. Na vele dagen, zolang als je geest niet stil is, zal het je opnieuw informeren. Na een tijdje komt er een moment wanneer de geest haar tegen je zegt en dan zal er een tussenruimte zijn, en dan na enige tijd wang, en dan zal het wat langer duren en volgt kin. Er zal een tijd komen dat het ophoudt je te informeren, omdat je geen aandacht aan je gepreconditioneerde geest schenkt. Je schenkt geen enkele aandacht aan de geest die jou informeert dat dit het gezicht is, enz. De geest zal je niet informeren. Er zal een tijd komen wanneer het na enige tijd haar zegt en dan zal het ophouden je te informeren. Er zal een moment komen dat het spiegelbeeld er wel zal zijn, maar dat het je niet zal informeren. Wat is er dan gebeurd, kun je me dat vertellen?

 

PM: Er zal daar niets meer zijn.

 

VS: Precies. Er zal geen spiegelbeeld meer zijn, mijn kind. De spiegel zal er zijn, maar het gezicht zal er niet zijn. Er zal geen spiegelbeeld meer zijn. Dat is wat is zeg. Je ziet geen objecten, je ziet de gedachte van het object. Zie je objecten of zie je gedachten van de objecten?

 

PM: Je zult nog steeds een spiegel zien?

 

VS: Ja, je zult een spiegel zien, als een gedachte, maar er zal geen gezicht zijn, omdat er geen gedacht over een gezicht is.

 

PM: Er zullen kleuren en vormen in de spiegel zijn.

 

VS: Niets! Er zal slechts een gewone spiegel zijn. Je geest is stil geworden. Dat is wat ik je probeer te vertellen. Dat is wat de rishi’s altijd hebben gezegd – het is een illusie, het spel van licht en geluid. Bedoel je dat er mensen op het witte doek te zien zijn – denk je dat Brad Pitt daar iemand kust?

 

PM: Oh ja, ja!

 

VS: Is hij daar echt op het scherm? Waar is de film? Je zou je moeten omdraaien om de film te zien. Op het scherm is het spel van licht en geluid, dat beelden creëert, tafels creëert. Het spel van licht en geluid. Het bestaan zelf heeft de film gecreëerd, het bestaan zelf is een filmregisseur. Dit is wat ik doe in het leven. Dit is een spel van licht en geluid. Nada en bindu zijn de twee Sanskrietwoorden die ervoor gebruikt worden. Nada is geluid en bindu is licht. De rishi’s hebben dit jaren, zelfs eeuwen geleden gezegd mijn kind. Dit is niet iets nieuws dat gezegd wordt. Als je de geest deconditioneert om tafel te zeggen, als de geest absoluut stil is, als er geen enkele rimpeling is (hij klapt in zijn handen), zal het er helemaal niet zijn. Er zou niet eens licht zijn, of water of wat dan ook. Geloof me!

Je ego, ‘Ik’, is in de waaktoestand. Zodra het ‘Ik’ naar binnen gaat en raakt verzonken in je bewustzijn, dan bereik je de slaaptoestand in de waaktoestand.

 

PM: Je slaaptoestand in de waaktoestand??

 

VS: Dat betekent dat je ‘Ik’ niet langer je ego bestuurt, je hebt het neer beneden getrokken en je bent daar, in samadhi. En zodra je het bereikt hebt, heb je je ogen geopend, dan zal er licht zijn, en niets anders dan dat. En dan breng je het ego naar buiten om in het fysieke lichaam te functioneren en dan verdwijnt alles. Het probleem is dat mensen die over de waarheid praten, niet weten waar ze over praten.

 

(Vijai begint een aantal schema’s te tekenen die de lagen van het lichaam verduidelijken.) Zie je, er is het fysieke lichaam, volg je wat ik zeg, mijn kind? Het heeft een hiermee corresponderende fysieke geest, oké? Dit gebied – dit is waar de mensen zijn en die zijn geïdentificeerd met hun lichaam en hun geest. Als je verder naar beneden gaat, dan kom je bij wat in het Sanskriet anamaya kosa genoemd wordt. Ana betekent voedsel, maya is illusie en een kosa is een omhulsel. En dan ga je verder naar binnen en dan vind je wat men pranamaya kosa noemt, wat in het Engels kan worden vertaald als etherisch lichaam en astraal lichaam, oké? Prana betekent leven.

En na het astrale lichaam heb je het intelligentie lichaam of wat we het vigynamaya kosa noemen. Daarna heb je je ziel of atma. En dat is wat ze het anandamaya kosa noemen. Ananda betekent gelukzaligheid. Kun je me volgen? De geest strekt zich uit tot het anandamaya kosa – de ethirische geest, de astrale geest, de intelligentie geest en het ‘Ik’ zijn van hier, door al deze kosa’s werkzaam. Zo sterk is de illusie, het ‘Ik’ is daar, de consistentie van de objecten zal daar zijn, de naam, de vorm en de kleur. Welnu, breng het ‘Ik’ vanaf het anandamaya kosa en dompel het onder in je atma, kun je me volgen?

 

PM: Maar waarom bestaat het op die manier?

 

VS: Dat is de illusie die de Heer geschapen heeft, dat is zijn magie, dat is zijn schepping.

 

PM: Dus het ‘Ik’ is niet iets slechts?

 

VS: Ik zal je zeggen wat een illusie is. Wat is dit (Vijai wijst naar een pen.)

 

PM: Ik denk niet dat ik het nog weet!

 

VS: Het is een pen, toch? Denk je dat er zoiets als een pen bestaat? Het is een stuk plastic, toch? Geen pen. Zie je de illusie? Begrijp je wat ik zeg? Mensen zeggen dat ze een ring dragen. Dat is een illusie, waar of niet?

 

PM: Het is slechts goud!

 

VS: Je hebt het begrepen, mijn kind. Het is juist! Maar, zelfs geen goud.

 

PM: Louter moleculen.

 

VS: Juist! Kijk eens naar dat gebouw. Bedoel je dat er zoiets bestaat als een gebouw? Kun je me een gebouw geven? Kun je een gebouw onderzoeken? Wat zou je me geven – stenen! Kijk naar de illusie, de maya. Groen, rood – het is een spel van licht! Er bestaat niet zoiets als een kleur, het is slechts het spel van licht. Meerdere kleuren zijn kleuren die niet bestaan.

En hoe zit het met deze vorm, wat je rechthoekig noemt? Heb je ooit iets gezien dat rechthoekig is? Kun je me een rechthoek in mijn handen geven en rechthoek, rechthoek, rechthoek zeggen?? Wat is het? Er bestaat niets wat een vorm genoemd kan worden. Vorm is de grens ervan. Dat is de illusie. Er is geen vorm, er is geen naam, er is geen kleur, er is geen consistentie.

 

PM: Plato zei dat al deze vormen en ideeën ergens in het universum op een subtiele manier bestaan – dat paarden en gebouwen in het rijk van vormen bestaan. De wereld is een manifestatie van deze subtiele vormen.

 

VS: Als een gedachtevorm, ja. De hele wereld is een gedachtevorm. Eddington zei dat de hele wereld niets anders is dan een wereld van gedachten.

 

PM: Wiens gedachten?

 

VS: Van het bewustzijn. Noem het wat je maar wil. Gewaarzijn. (Vijai maakt een nieuwe tekening.) Dit gewaarzijn is in het oosten bekend als Shiva, oké? En dan, wanneer er gereflecteerd oftewel weerspiegeld gewaarzijn is, wanneer het gewaarzijn zichzelf weerspiegelt, dan wordt het bewustzijn. Het bewustzijn is kinetisch, het beweegt. Gewaarzijn is statisch, begrijp je? Gewaarzijn wordt Shiva genoemd en zodra het kinetisch wordt, wordt het Shakti. Dit gehele bewustzijn vibreert in zijn geheel. De aanvankelijke vibratie leidde tot het woord Ohm, oké? Dus, Ohm creëert ruimte, water, aarde, dan vuur en vervolgens lucht. Het begon te vibreren.

Uit deze vijf manifestaties, kwam het hele universum tot zijn bestaan, als bezield en onbezield, begrijp je? En alle bezielde en onbezielde deeltjes zijn punten van bewustzijn. En ieder punt van het bewustzijn, ieder atma, wat hetzelfde is als iedereen, heeft een kleine geest. De geest is van het atma, een gedeeltelijke geest, vergeleken met het hele universum. Alles in dit bewustzijn verschijnt als een reflectie, een weerspiegeling. Dus iedereen heeft een geest, op één manier weerspiegeld. Kun je je geest zien, Paula?

 

PM: Nee.

 

VS: Precies, Paula. Want dat is jouw geest, jouw individuele geest. Dus, al die individuele geesten bestaan hier, in en door de supergeest – en dat is het bewustzijn. Begrijp je wat ik bedoel? Dat is de gedachtevorm, het geheel is een gedachtevorm. En dan gaat het in je ziel, hier. Waar is de wereld, mijn lief, wanneer je naar bed gaat?

 

PM: Zijn zelfs de elementen water en aarde en vuur louter gedachten?

 

VS: Ja.

 

PM: Ze bestaan niet echt?

 

VS: Nee inderdaad, helemaal niet. Dat waren de eerste gedachten die verschenen als lucht, water, vuur en aarde. En daaruit, boem, manifesteerde het universum zich!

 

PM: Dus zelfs deze tafel is een gedachte?

 

VS: Inderdaad, mijn kind. Weet je waarom ik zeg dat het een gedacht is? Nee?

 

PM: Omdat…

 

VS: Omdat? Je moet zeker weten waarom.

 

PM: Omdat het een mentale constructie is.

 

VS: Waarom? Welnu, luister naar me. Je moet zeker zijn.

 

PM: Ga door… zeg het me… Ik wil vrij zijn, Dr. Shankar… en ik wil het weten!

 

VS: Hoe lang ben je nu hier, mijn kind?

 

PM: Relatief gezien, ben ik hier zo’n half uur.

 

VS: En voordien? Toen we elkaar eerder ontmoetten?

 

PM: Eerder heb ik ook zo’n drie uur naar een lezing van u geluisterd.

 

VS: Precies, dus wees geduldig. In drie-en-een-half uur wil je weten wie je bent! Wees geduldig, ik breng je er. Hoezeer je het ook probeert, de geest zal zeggen: ‘ik zie een pen’. Je hebt gelijk als je zegt dat je een pen ziet, ik ontken het niet. Maar alsjeblieft, vertel me. Denk je dat je ogen een pen kunnen zien? Stel je een gezonde jongeman van twintig voor. Hij sterft, en op het moment dat hij sterft, heeft hij nog steeds zijn ogen. Kunnen zijn ogen de pen dan zien? Hij heeft hersenen, kunnen zijn ogen deze pen zien?

 

PM: Als hij dood is niet.

 

VS: Maar hij heeft toch ogen of niet?

 

PM: Maar hij heeft geen bewustzijn meer.

 

VS: Precies. Dus als zijn ogen deze pen echt zien, zouden zijn ogen nog steeds de pen zien. Waar of niet, mijn kind. Kun je me tot zover volgen?

 

PM: Ja, ik begrijp wat u zegt.

 

VS: Welnu, een tweede punt. Beweegt de pen richting je ogen? Denk je dat je ogen een pen tot zich kunnen nemen? Wat ontvangen de ogen, mijn kind? Wat is de functie van de ogen? Is het niet de functie van de ogen om licht te ontvangen? Waarvoor dienen ze anders? De functie van de ogen is om licht te ontvangen. Het enige dat de pupil kan binnengaan is licht – geen pen, geen bomen…

 

PM: Het is alleen gereflecteerd licht.

 

VS: En het is gereflecteerd licht! Het is geen licht an sich. Licht is niet iets dat de ogen kunnen zien. Ze zien slechts gereflecteerd licht. Welnu, gereflecteerd licht komt recht uit deze atomen, quarks en superquarks enzovoort, als energie, en je ogen ontvangen licht, mijn kind. En dan gaat het… mag ik je pen gebruiken?

 

PM: Natuurlijk, tenminste, als dat echt een pen is!

 

VS: (Met groot enthousiasme maakt hij nog meer tekeningen.) Lichtgolven gaan het oog binnen, oké? Lichtgolven worden door optische zenuwen doorgegeven tot achter in de hersenen. De lichtgolven bereiken de achterkant van je hersenen en daar houdt het verhaal van de fysiologen op, want wat er dan gebeurt, weten ze niet. Dan komen de psychologen in het spel en die zeggen dat deze lichtgolven door je geest worden omgezet en de geest zegt pen – volg je me? Welnu, wat is je geest? Je geest is niets anders dan een bundel gedachten! Dus, wat je ziet is een gedachte en geen pen.

 

PM: Ik ben het ermee eens dat de geest slechts een bundel gedachten is, maar het moet bepaalde eigenschappen en kenmerken hebben en…

 

VS: Ook die zullen slechts gedachten zijn…

 

PM: Ja, maar ik zie dat object als een pen en ook u zult beamen dat u een pen ziet!

 

VS: Zo lang als je in je fysieke geest, in je fysieke lichaam bent, ja.

 

PM: Maar vele mensen zullen het eens zijn dat dit een pen is. Dus moet er een gemeenschappelijkheid wat betreft deze gedachten zijn.

 

VS: Precies.

 

PM: Het moet een bepaalde mentale constructie hebben.

 

VS: Precies. Er zijn overal geconditioneerde constructies. Bedoel je dus dat wanneer een vijfjarig kind komt het volgende gebeurt. (Een volgende tekening.) Dit is je leven, van nul tot zeventig. Als je vijf bent, ziet je zelf, je atma, een kat, oké? Hij zal een kat zien. Volg je me? Welnu, de moeder heeft zojuist het bestaan van het kind verwoest, want het kind genoot eenvoudigweg van de kat, maar niet als zijnde een kat…

 

PM: Maar zoals het is!

 

VS: Zoals het is! Het kind weet niet waar de kat begint en waar de kat ophoudt. Het kind ervoer de eenheid van het bestaan, verschijnend als zo veel verschillende vormen. En het genoot er volop van, niet als een mentale gedachte, maar als het bestaan zelf, gewoon verheerlijkend. De kleur van de kat was zijn eigen kleur, hij had geen concepten van zijn kleur. Vervolgens blijft de moeder te hameren: ‘kat, kat, kat’ – het kind weet het niet. Dan zegt het kind: ‘kat’ en dan is de moeder enorm blij. De moeder denkt dat het kind een kenner geworden is, maar mam weet niet dat het kind gestoken is!

 

PM: Geconditioneerd?

 

VS: Goed begrepen! Welnu, je hebt hier een kat. Wat gebeurt er vervolgens, na enige tijd? Er komt een hond langs, oké? En de moeder zegt, wat is dit? Weet je wat het kind dan zegt?

 

PM: Kat?!

 

VS: Juist! De moeder zegt: ‘Ach kind toch, het is een hond.’ Dus probeert ze het kind hond te leren, hond, hond, hond, niet kat, niet kat, niet kat. Op een dag zal het kind hond, hond, hond zeggen en dan zijn de ouders trots. Zo is, mijn kind – pen, tafel en alles in je geconditioneerd. En niet in dit leven, want hoeveel levens is deze conditionering al niet gaande? En omdat het al zo veel generaties doorgaat, lijkt het echt voor jou.

 

PM: Maar er moet een eerste persoon zijn geweest, wie dat ook was, die niet geconditioneerd was. Waarom begon de conditionering überhaupt?

 

VS: Mijn kind, het is helemaal niet begonnen, de illusie is gewoon door de geest gecreëerd. Zoals het is, is het een verschijning om te verdwijnen. Dat is het drama, dat is de leela, dat is de illusie. Het is prachtig.

 

PM: Dus het is oké dat het kind kat of hond denkt – er is niets mis mee?

 

VS: Er is zeker niets mis mee. Er is niets mis met conditioneren. Als je het kind, als het opgroeit, maar vertelt dat het er zich van bewust moet zijn dat de geest domweg het bestaan benoemt en label. Je zou je er bewust van moeten zijn dat je er bent en dat de geest domweg het bestaan benoemt en labelt. De geest bestaat uit niets anders dan namen en labels van het bestaan. Geef het een sticker, geef het een sticker, geef het een sticker! Het is domweg geïdentificeerd. Er zal een punt in tijd komen, wanneer je je realiseert dat als je je ogen opent, het zien ophoudt. Dat wanneer je je ogen sluit, het identificeren ophoudt en het zien werkelijk begint. Begrijp je wat ik zeg?

 

PM: Helemaal!

 

VS: Geweldig! Welnu, ik zal je eens wat vertellen, dus luister goed. Iedereen wil de zin van het leven ontdekken, toch? Dit toont slechts aan, dat ze het tot nu toe niet gevonden hebben. Het betekent slechts dat de zin van het leven ver voor hen uitgaat, in de toekomst – ze moeten het vinden. Ergens, niet hier, maar ergens. Kun je me volgen? Het is aan het einde, nog niet in het midden of aan het begin, het is ergens aan het eind. Dat is de misvatting. Dat is waarom de mens niet in staat is om de zin van het leven te ontdekken, omdat hij denkt dat de zin van het leven aan het einde ligt.

Waarom zeg ik dat? Ik zeg het hierom, luister! Als er uit een zaadje een roos is gekomen, weet je dat er rozenzaden in het pakje zitten. Je weet dat wanneer je de zaden in de grond stopt het rozen zullen worden, toch? Je weet dat de zin van de roos in het zaadje zit, omdat je weet dat het rozenzaden zijn. Welnu, je stopt een rozenzaadje in de grond – zul je dan vervolgens panikeren omdat het een lotus of een narcis of een zonnebloem zal worden, ga je panikeren? Wat heeft dat voor nut? Je zult niet panikeren omdat je de zin weet, je kent de bron ervan. Volg je wat ik zeg?

 

PM: Ik volg wat u zegt.

 

VS: De rishi’s van vroeger wisten wat hun bron was – je bent al één wezen, je zult een goddelijk wezen worden. Als je je eigen bron niet kent, zul je zijn als diegene die het zaadje plant en niet weet wat het gaat worden. De zin van het leven zit hem in je schoenen!

 

PM: Als die bron binnen in me zit, waarom weet ik het dan niet vanuit mezelf, helemaal vanaf het begin?

 

VS: Het is niet zo dat je in je werkelijkheid verdwaald bent, je bent domweg in je droom verdwaald – daarom.

 

PM: Maar waarom? Als ik God ben en zo fantastisch, waarom wordt mijn ware natuur dan door zo’n vuiltje ofwel, mijn dromen, overschaduwd?

 

VS: Omdat je geest op wat niet bestaat let. Je geest is druk doende in de ochtend – tafel, pen. Je bent voortdurend aan het benoemen, je rent voortdurend weg. Ik heb je de definitie van denken verteld – denken is niets anders dan dromen in de waaktoestand.

 

PM: Maar God heeft dat denken daar geplaatst.

 

VS: Voor jou, om je te realiseren dat je droomt!

 

PM: Het is alsof God een val heeft gecreëerd!

 

VS: Oké, maar kom er dan uit! Het drama is voorbij. Er is een regisseur die een drama maakt, het drama gaat door, de toeschouwers kijken toe. Je moet de regisseur worden. Als je de regisseur wordt, dan zul je in staat zijn om dit drama te aanschouwen en dan wordt je gelukkig.

 

PM: Dit is het stuk wat ik nooit begrijp. Als ik God ben, waarom realiseer ik me dat dan niet?

 

VS: Dat is zo, mijn kind, omdat je geest niet stil is. Je denkproces – je schenkt er aandacht aan. Het denkproces is nog niet tot een einde gekomen. Je denkt en denkt en denkt nog altijd. Je moet een meester over je geest worden. Het lichaam is een wiel en het centrum is de as. Je moet een as in het centrum van het wiel worden. Het hele wiel van het leven draait en draait en wanneer je er geen aandacht aan schenkt, verdwijnt alles.

 

PM: Wanneer zal mijn denkende geest stil zijn?

 

VS: Zodra je ‘wanneer’ zegt, mijn kind, springt de geest naar de toekomst. ‘Wanneer’ geeft de toekomst aan. De toekomst is niet-bestaand. Je zult er nooit zijn.

 

PM: Op welk punt zal mijn geest stil zijn?

 

VS: Ik zal je zeggen dat als je hiermee doorgaat, het stil zal zijn. (Meer tekeningen.) Dit is het heden, oké? Dit is het verleden en dit is de toekomst – verleden, heden, toekomst. Waar is het verleden? Is er ergens een plek waar het verleden ligt opgeslagen?

 

PM: Nee.

 

VS: Weet je het heel zeker? Misschien ligt het verleden ergens achter IJsland?

 

PM: Het verleden zit hier ergens achter in mijn geest.

 

VS: Precies. Wat ik bedoel is dat er geen plek is waar het verleden ligt opgeslagen. Niemand kan het verleden in mijn hand stoppen, zodat ik het objectief kan analyseren. Het is allemaal een gedachte, waar of niet? Welnu, en de toekomst dan? Denk je dat er een ruimte is waar de toekomst is waar je heen kunt gaan, waar je uitvogelt wat er gebeurt om vervolgens naar het heden terug te keren? Dus, wat is de toekomst?

 

PM: Louter een gedachte.

 

VS: En wat is de toekomst, behalve dan een versterkt verleden dat op een niet-bestaande tijdschaal geprojecteerd wordt? En de toekomst is nergens anders dan in je geest. Heb je het nu begrepen?

 

PM: Jawel, ik heb het begrepen!

 

VS: Goed, dus er is ook geen toekomst. Er is alleen maar het heden. Het heden betekent dat er zoiets als tijd moet zijn, als je het het heden wilt noemen.

 

PM: Het lijkt erop dat er in het heden geen tijd bestaat.

 

VS: Precies. Het verleden geeft aan dat er tijd is, waar of niet? Het heden geeft aan dat er tijd is, waar of niet? De toekomst…

 

PM: Ja, het heden is afhankelijk van het verleden en de toekomst.

 

VS: Precies, precies! Welnu, wat zijn de fundamentele kenmerken van tijd? Wanneer je tijd zegt, wat is er dan in het woord ‘tijd’ binnengedrongen?

 

PM: Beweging.

 

VS: Beweging. Tijd wordt gemeten door beweging. Tijd heeft ook zoiets als duur. Als er geen duur is, is er niet zoiets dat tijd genoemd kan worden. Tijd heeft altijd te maken met vijf minuten, tien minuten, een uur, drie uur, zes, zeven, het heeft duur. Wanneer je over tijd spreekt, zeg je hoe lang. Dat is wat duur is, toch? Duur heeft een begin, het heeft een midden, en het heeft een eind. Dat is wat duur is. Tik, tik, tik… Dus, tijd heeft een begin, een midden en het heeft een eind. Begrijp je wat ik zeg?

 

Welnu, laten we in het heden komen. Zodra ik ‘heden’ zeg, is de ‘h’ naar het verleden verdwenen, de ‘ed’ is naar het verleden gegaan, en zijn de ‘e’ en de ‘n’ ook naar het verleden verdwenen. Volg je het? Je kunt zelf geen ‘heden’ in het heden zeggen, mijn kind. Je kunt slechts een response geven op het nu, waar geen tijd is! Er is geen heden. En toch zegt de geest dat je tijd hebt.

 

We bevinden ons in de voortdurende stroom van het nu. Je bevindt je altijd in het nu! Daarom kan niemand over de waarheid spreken, want zodra je iets zegt, is er al een woord in het verleden verdwenen. Je moet weer aanhaken, je leeft opnieuw een dood leven. Je bent niet fris, je bent niet levend. Als je in het nu bent, dan ben je levend. Dan wordt je geest stil. Wat kun je in het nu denken? Wat kun je in het nu veroordelen? Wat kun je in het nu bekritiseren? Wat kun je in het nu interpreteren? Kun je überhaupt ergens iets over zeggen in het nu? Je bent het nu geworden. Je bent het bestaan geworden. Je stroomt. Je bent thuisgekomen. Volg je ‘t?

 

Het is prachtig, mijn kind. Je moet in het nu versmelten. De enige manier om in het nu te versmelten is door je gedachten te aanschouwen zoals ze komen en er niet je denkproces op toe te passen. Laat ze komen, aanschouw ze, wees er getuige van, interpreteer ze niet, of ze nu goed of slecht zijn, juist of verkeerd. Welke autoriteit hebben we om ze te beoordelen als goed of fout? Wat is onze maatstaf?

 

PM: Ik denk dat u alles heel helder en precies heeft uitgelegd. Ik heb ongeveer tien jaar de theorie van advaita bestudeerd…

 

VS: Advaita is geen theorie. Advaita werd waargenomen door de rishi’s – ze moesten dat woord gebruiken omdat advaita een prachtig woord is dat ‘niet twee’ betekent. Ze omvatten dualiteit in advaita.

 

PM: Recentelijk sprak u over de reden waarom we het word advaita gebruiken, wat ‘niet twee’ betekent, en niet het woord ekant gebruiken, wat één betekent.

 

VS: De rishi’s waren zó slim. Wanneer je één zegt, is er slechts één. Eén heeft een betekenis in relatie met twee, waar of niet? Dit betekent dat wanneer je één zegt, je toegeeft dat er al twee zijn. Begrijp je? Je zegt dat er maar één is, maar achter in je hoofd zijn er twee. Eén heeft een betekenis in relatie tot twee, mijn kind.

 

PM: Waarheid en onwaarheid?

 

VS: Juist! Dus zeggen ze advaita, wat niet-twee betekent. Niet-twee! Zelfs dvaita is bij advaita inbegrepen, omdat dvaita advaita is. Ik zal je vertellen waarom – luister goed naar me. Stel je voor dat hier op tafel een klompje goud ligt. Een klompje goud. Het is niet verfraaid of mooi – het is slechts een klompje goud. Welnu, een goudsmid neemt het goud. Hij pakt het goud en hij smelt het en hij maakt wat we een ring noemen, een mooie ring. Dus, bestaat die ring of is de ring niet-bestaand?

 

PM: In werkelijkheid bestaat de ring niet.

 

VS: Precies, de ring bestaat niet. Wat bestaat wel, behalve dan het goud om je vinger? Hetzelfde goud als het klompje op de tafel. Dus, hetzelfde goud is hier, het is geen ander goud. Maar hij voegt er het bestaan van een ring aan toe. Een ring, een ornament. Een ornament is niet-bestaand. Kan iemand me een ornament als zodanig geven? Niemand kan me een ornament als zodanig geven. Begrijp je wat ik zeg? Dus, een ornament, een ring, is niet-bestaand. Dat wat niet-bestaand is, heeft dat wat bestaat, nl. het goud, verfraaid.

 

PM: Er is een concept aan toegevoegd.

 

VS: Juist! Heel goed! Kan ik een betere pen krijgen? Dank je. (Meer tekeningen.) Niemand kan me een ring geven. Je kunt me alleen maar goud geven. Dus, dat wat niet-bestaand is, heeft dat wat bestaat, verfraaid en verrijkt. Hier is advaita en daar is dvaita – dualiteit, een verschijning. Dvaita versterkt advaita. De verschijning versterkt de werkelijkheid. Het bestaan ziet zichzelf aangekleed. Begrijp je? Het is domweg een verschijning. Het is niet de werkelijkheid.

 

PM: De verschijning bestaat in de werkelijkheid.

 

VS: Goed begrepen!

 

PM: Dit is de ring – de verschijning of de illusie is oké en dit is de wijze waarop de realiteit zichzelf speelt.

 

VS: Heel goed! Dus dan geniet je van de illusie!

 

PM: Ik zou het niet moeten verloochenen?

 

VS: Nee! Dat moet je niet doen!

 

PM: Ik hoef niet onthecht te zijn?

 

VS: Hoe kun je onthecht zijn? Als je het hebt, geniet er dan van! Als je een Mercedes hebt, geniet er dan van. Jij hebt er niet zelf voor gezorgd, het werd je gegeven. Dat is het standpunt dat je dan inneemt. Het kwam toevalligerwijze langs. De Heer heeft je iets gegeven. Ik moet niet zeggen dat ik ervoor gezorgd heb, dat het van mij is. Dát is de illusie – om te zeggen dat het van mij is. Dat is wat ervoor zorgt dat je in gebondenheid bent.

 

PM: Er is een prachtige zin die u soms gebruikt – Ik ben geen menselijke wezen die een spirituele ervaring heeft. Ik ben een spiritueel wezen die een menselijke ervaring heeft.

 

VS: Welzeker, je bent een spiritueel wezen die een menselijke ervaring heeft. Als je jezelf als mens beschouwt, die een spirituele ervaring wil, dan bevind je je op een doodlopende weg, aangezien alle ervaringen zich in je geest bevinden, waar of niet? Het bevindt zich allemaal in tijd en ruimte. Alle ervaringen staan op zichzelf en zijn gebonden en geketend binnen het concept van tijd en ruimte. Daarom wordt het een ervaring genoemd, of niet soms? Een goddelijk wezen die is gebonden door tijd en ruimte? Wanneer je je in het nu bevindt, ervaar je het ervaren.

 

PM: En er is niemand die ervaart?

 

VS: Precies! Als je in het nu bent, dan zul je het ervaren ervaren. Je zult dan niet datgene wat je ervaart ervaren. Als je datgene wat je ervaart ervaart, leef je een dood leven. Begrijp je me? Je wordt nu het mysterie, wanneer je het ervaren ervaart. Wat ervaar je? Het ervaren, en geen interpretatie. Je wordt de vloeiende stroom. Het bestaan is één met ons geworden. Denk je dat de vogel weet waar hij vliegt? Nee, het bewustzijn zegt, kijk, ik kan doen wat ik wil in deze gedaante. En ik doe ook wat ik wil in deze gedaante. Denk niet dat jij het doet. Begrijp je?

 

PM: Ja!

 

VS: Prachtig!

 

PM: Nog één laatste vraag dan.

 

VS: Nog maar één vraag?! Wat is je laatste vraag, mijn kind? Je moet niet vergeten dat het niet de functie van de geest is om een antwoord te ontvangen. Schrijf dit maar zwart op wit. De functie van de geest is om altijd maar vragen te stellen en niet om antwoorden te ontvangen. Maar het blijft maar doorgaan met: ik wil een antwoord, ik wil een antwoord! En waarom? Zodra een antwoord de geest bereikt, verandert hetzelfde antwoord in honderd vragen. Dat is het voedsel voor zijn bestaan. Daarom is het leven geen kwestie van vragen en antwoorden, er is niets dat moet worden opgelost. Het leven is geen patroon. Je kunt het leven niet bevelen, je kunt het leven niet voorspellen. Als je dit wel kunt, dan ben je beter dan God! Dan zul je de oplossing voor zijn schepping hebben gevonden. Het is echter een onbegrensde en veelvuldige manifestatie, van oneindige verscheidenheid. Oneindig en zonder begin. Hij is naamloos en vormloos. Begrijp je nu waarom ze zeggen dat hij naamloos is?

 

PM: Ja.

 

VS: Hoe kom je tot de conclusie dat hij naamloos en vormloos is?

 

PM: Omdat, wanneer ik het probeer en erover denk, ik geen enkele naam of vorm aan hem kan toekennen.

 

VS: Nee, mijn kind. Vishnu geeft ons een heel goede aanwijzing. Er zijn 1.008 namen voor God. Hoe bedoel je, hij is naamloos? Luister heel goed – de mensen hebben het helemaal bij het verkeerde eind, ik zal het je vertellen. Jij bent de God die in je is, toch? God is toch in je?

 

PM: Dat denk ik wel.

 

VS: Je moet er niet aan denken. Denk je dat je leeft?

 

PM: Ja.

 

VS: Heb je bewijs nodig dat je leeft?

 

PM: Nee

 

VS: Precies! Er is iets levends in je. Begrijp je? Het bewustzijn leeft in je. In iedereen, of niet soms? Als God overal is, als alleen God is, welke naam is dan van hem? Hij is naamloos in de zin dat hij geen bepaalde naam heeft – alle namen zijn van hem. Daarom is hij naamloos. Je kunt hem elke naam geven – Paula, Kalpna, Vijai… Alles is zijn naam! En als je zegt: ‘God is Paula’, dan heb je hem een naam gegeven. Hij naamloos omdat je ieder naam kan nemen. Daarom zijn 1.008 namen van Vishnu. Elke naam is van hem. De rishi’s waren buitengewoon pienter. Ze hadden hem 10.008 namen kunnen geven!

 

PM: en dat is alleen nog maar de Hindoetraditie!

 

VS: Precies! Elke naam is van hem. Daarom is hij vormloos. Hoe kun je zeggen dat hij deze vorm is? Dat betekent dat je hem alleen die vorm hebt gegeven. Deze vorm is ook van hem, en dat is ook zijn vorm. Iedere vorm is de zijne. Daarom is hij vormloos. Omdat iedere vorm zijn vorm is. Hij is vormloos, hij is naamloos. Begrijp je? Jij bent anders. Hij is anders. De kamer is anders. De kakkerlak is anders. De vlinder is anders. De kever is anders. De wandluis is anders. De vlieg is anders. Alles is anders. De narcis. De nachtegaal. Begrijp je wat ik zeg? Prachtig. Wanneer het proces van labelen ophoudt, worden we stil.

 

Ik zal je een leuk verhaal vertellen, een mooie parabel. Er was eens een man, een vogelaar. Hij trok eropuit om vogels spotten. Hij nam zijn verrekijker en zijn vogelboek en ging op pad. Bovenin de boom zaten twee spechten. Dus, de vogelaar las over de spechten. Eén van de spechten vloog uit de boom en streek op de rechterschouder van de man neer om te zien wat hij las. Hij las het en vloog terug naar de andere specht en zei: ‘Hé, raad eens, we zijn spechten!’

 

Je zou moeten stoppen, dan zul je je ware natuur kennen. Je bent het vergeten, omdat je je datgene hebt herinnerd wat je niet zou moeten onthouden. Je zult je je ware natuur herinneren als je alles vergeet wat je onthouden hebt. Volg je me, Paula? Je zou de sakshi moeten zijn – dat is het Sanskriet woord voor getuige. Dan ben je altijd getuige van je waaktoestand. Je bent nu ontwaakt. Je denkt niet langer. Je zou moeten denken dat je droomt. Welnu, denk niet – het denkproces is afgerond. En als iemand je dan iets vraagt, dan schakel je je denkproces in.

 

Degene die gerealiseerd is, is degene die alles heeft afgeleerd, hij is niet langer geïdentificeerd met alles wat hij geleerd heeft. Wat heeft hij geleerd – dit is van mij, dit is van mij, dit behoort mij toe, jij bent mijn vrouw… Alles behoort aan het bestaan toe. Je bent met lege handen gekomen en je zult met lege handen gaan. Deze dingen kwamen naar je toe, dit lichaam gebruikt het en vervolgens zal het weer gaan. Wanneer je met het leven versmelt, door mysterieus en onvoorspelbaar te worden, zul je thuiskomen, want het leven is mysterieus. Zodra je het leven wordt, word je ook mysterieus. Niets zal je dan raken. Je zult alle tegengestelden transcenderen. Alle tegengestelden zullen voor jou complementair lijken. Positief zal bestaan vanwege negatief, dat is het enige. Voor mij is alles goed zoals het is. Het is prachtig. Het is perfect. Het is imperfect perfect. Elk moment is vernieuwend fris, Paula. Het kan nooit meer herhaald worden.

 

PM: Zoals ik hier zit en naar u kijk, hoor ik alles wat u zegt, er bestaat geen twijfel. En ik ben eerder in deze zone geweest maar, de maren blijven terugkomen. Wanneer zullen de maren ophouden?

 

VS: Zodra je ophoudt te vragen wanneer. Dat is jouw barrière. Je blijft me maar vragen wanneer. Herken je geest die wanneer zegt. Geloof er niets van, doe geen moeite om het te laten ophouden – dat is op zichzelf weer een inspanning van de geest. Wanneer is het zover, morgen, volgende week, 2001, 2002, 2040? Je verwacht één of ander antwoord van me. Dus, hier kom ik, oké Paula, 2002. En dan? Denk je dat je geest stil zal zijn? Je zult verlangen naar 2002. Tot dat het moment daar is zul je rusteloos zijn. Het zal nooit gebeuren.

 

Herken de geest als hij ‘wanneer’ zegt. Wanneer de geest geen ‘wanneer’ zegt, ben je thuis. In werkelijkheid verdwaalt niemand. Je verdwaalt alleen in je dromen. Dat is je denken. In werkelijkheid kun je nooit verdwalen, want je bent namelijk altijd in de werkelijkheid. Het is een onwaarheid om te zeggen dat je verdwaald bent in de werkelijkheid. Wat bedoel je? Vind de werkelijkheid! Weet je zeker dat je het kwijt bent? Denken is het dromen in de waaktoestand en dromen is het denken in de slaaptoestand. Overwin de dood voordat de dood jou overwint. De waarheid is nooit de waarheid.

 

Maharaj: Zelfs als je zegt dat je niet het lichaam bent, is dit niet helemaal waar. In een bepaald opzicht ben je alle lichamen, alle harten en ieders geest en zoveel meer. Daal diep af in het besef van ‘Ik ben’ en je zult het vinden. Hoe vind je iets dat je hebt zoekgemaakt of vergeten bent? Je houdt het in gedachten tot je het je kunt herinneren. Het besef van zijn, of ‘Ik ben’ is het eerste dat opkomt. Vraag jezelf af van waar het komt, of bekijk het gewoon stilletjes. Wanneer de geest in het ‘Ik ben’ blijft, zonder te bewegen, dan treed je een toestand binnen die niet in woorden uitgedrukt kan worden, maar wel ervaren kan worden. Het enige wat je moet doen is proberen en opnieuw proberen. Uiteindelijk is het besef van ‘Ik ben’ altijd bij je, alleen heb je er allerlei soorten dingen aan verbonden – lichaam, gevoelens, ideeën, bezittingen enz. Al deze zelf-identificaties zijn misleidend. Daardoor denk je dat je bent wat je niet bent.

 

Vragensteller: Maar wat ben ik dan?

 

Maharaj: Het is genoeg om te weten wat je niet bent. Je hoeft niet te weten wat je bent. Want, zolang kennis een beschrijving betekent in bewoordingen van wat al gekend wordt, op basis van waarneming, of conceptueel, kan er niet zoiets zijn als zelfkennis, want wat je bent, kan niet beschreven worden, behalve dan als totale ontkenning. Het enige wat je kunt zeggen is: ‘Ik ben niet dit, Ik ben niet dat.’ Je kunt niet betekenisvol ‘dit is wat ik ben’ zeggen. Het betekent gewoonweg niets. Wat je uitspreekt als ‘dit’ of ‘dat’ kan niet jezelf zijn. Natuurlijk kun je niet ‘iets’ anders zijn. Je bent niets dat waarneembaar of voorstelbaar is. Je observeert het hart dat voelt, de geest die denkt en het lichaam dat handelt; de eigenlijke handeling van het waarnemen toont aan dat je niet bent wat je waarneemt. Kan er waarnemen of ervaren zijn, zonder dat jij er bent? Een ervaring moet ‘toebehoren’. Er moet iemand komen en verklaren dat het de zijne is. Zonder degene die ervaart, is de ervaring niet echt. Het is degene die ervaart die de ervaring realiteitswaarde verschaft. Een ervaring die je niet kunt hebben, welke waarde heeft die voor jou?

 

Vragensteller: Het besef dat je degene die ervaart bent, het besef van ‘Ik ben’, is dat niet net zo goed een ervaring?

 

Maharaj: Het is zonneklaar dat alles wat ervaren wordt een ervaring is. En in elke ervaring verschijnt degene die het ervaart. Het geheugen creëert de illusie van continuïteit. In werkelijkheid heeft iedere ervaring zijn eigen ervaring en het besef van identiteit komt door de gemeenschappelijke factor die aan ten grondslag ligt aan elke relatie van degene die ervaart en de ervaring. Identiteit en continuïteit zijn allemaal hetzelfde. Net als een bloem zijn eigen kleur heeft, maar alle kleuren worden veroorzaakt door hetzelfde licht, zo verschijnt ook iedereen die ervaart in het ongedeelde en ondeelbare gewaarzijn, allemaal met een eigen geheugen, maar in essentie identiek. Deze essentie is de oorsprong, het fundament, de tijdloze en ruimteloze mogelijkheid van alle ervaringen.

 

Vragensteller: Hoe geraak ik daar?

 

Maharaj: Je hoeft er niet te geraken, aangezien je het bent. Het komt naar jou toe, als je het een kans geeft. Als je je gehechtheden aan de onwerkelijkheid geeft dan zal de werkelijkheid vlug en soepeltjes in wat van hem is stappen. Hou op met jezelf voor te stellen dat je dit of dat bent of doet, dan zal de realisatie dagen en tot je komen dat je de bron en het hart van alles bent. Hiermee komt grote liefde dat geen keuze is of vooringenomenheid kent, noch gehechtheid heeft, maar een kracht die alle dingen beminnelijk en het liefhebben waard maakt.

Uit: ‘I Am That’ van Shri Nisargadatta Maharaj

 

Een paar weken later ontving ik een ansicht uit Washington, met daarop het Thomas Jefferson Monument. Het is van Kalpna – ze is op wereldtour met Vijai, die op dit moment satsang in Amerika geeft. De aanhef is het symbool ‘Ohm’ uit het Sanskriet, er staat: ‘Namasté, een groet van Dr. Vijai en Kalpna. Dr. Vijai stuurt zijn zegen en veel liefs van mij.’

 

 

Terug naar artikelpagina

 

 

back to articles page