Dr. Vijai S Shankar MD. PhD

India Herald

Houston, USA

22 april 2009

 

 

‘Honger van de geest’

 

Zou het woord ‘meer’ iets kunnen betekenen in een wereld waar oorzaak en gevolg niet bestaat? Het woord heeft zonder enige twijfel een betekenis, maar is de betekenis wel echt? De betekenis kan eenvoudigweg niet echt zijn in een wereld zonder oorzaak en gevolg. Van de wereld wordt gezegd dat het een enkelvoudig, onbeheersbaar en onvoorspelbaar proces van verfijning is dat eeuwig en spontaan plaatsvindt. Verlichte wezens hebben te kennen gegeven dat de wereld illusoir is, en wie zou hun bekendmakingen kunnen ontkennen? Hoe dan ook, het woord ‘meer’ bevind zich in de geest van de mens, en logica vertelt hem dat hij moeten mikken op ‘meer’ als hij succesvol wil zijn in het leven.

 

De geest trekt in twijfel om zoveel mogelijk redenen te vinden om ergens meer van te hebben – meer van zo ongeveer alles wat er beschikbaar is in de wereld. Stuk voor stuk zaken die zonder mankeren onmisbaar zijn geworden; ze variëren van voedsel, kleding, huisvesting en familie tot geld, macht, prestige, enzovoorts. Voor sommigen reikt de grens tot in de hemel en voor anderen niet. Het woord ‘meer’ sterkt de mens in zijn overtuiging dat hij de doener is. Nogmaals, hoe zou hij de doener kunnen zijn in het leven dat louter energie is? Het leven verfijnt en het woord ‘meer’ dient ter camouflage van de kracht van verfijning.

 

Het woord ‘meer’ is een heel handig gereedschap dat het leven gebruikt om de mens, al is hij illusoir, een karakter te geven. Een mens die goed in de slappe was zit staat bekend als hebzuchtig en vormt een gemakkelijk mikpunt van minachtende moralisten en religieuze mensen, zodat hem geadviseerd wordt niet hebzuchtig te zijn en materialisme ter zijde te schuiven. Dit is waartoe het denken van de mens tendeert en deze trend bestaat al vanaf het moment dat de mens begon te denken dat hij de doener is.

 

De mens gaat ervan uit dat hij de doener is, en dit zet hem ertoe aan om langs allerlei wegen materialistisch te worden, waarbij ‘meer’ het oogmerk is. Hebzucht en een sterk verlangen naar rijkdom worden gehekeld als ‘cijfers’ die het ego aan zijn studietijd overhoudt, maar de mens gelooft ze, zich niet realiserend waarom God of het leven ze gemanifesteerd zou kunnen hebben. Geen meisje of jongen is er trots op om deze cijfers op zijn of haar cijferlijst te hebben, of om ze aan ouders of buren te tonen of er met vrienden over te praten. De cijfers bevinden zich niettemin in ieder individu, dit ondanks advies, hetzij van een geestelijke of van een gelijke. Ze glippen als kwik bij de geest naar binnen. De mens heeft geen beheersing over hun aanwezigheid, al zou hij dat wel graag willen.

 

Maar waarom bevinden ze zich in de mens? De vraag wanneer dergelijke cijfers hun intrede deden, evenals de vraag hoe ze vervolgens geconsolideerd werden, dienen eerst begrepen te worden, alvorens naar antwoorden te zoeken. Mens en religie zijn goed bevriend met elkaar geraakt, en daarom trekken ze samen op tegen het kwaad van het materialisme. Dat de wereld slecht is wordt als een gegeven beschouwd. Zou God of het leven een dergelijke wereld wel hebben kunnen creëren?

 

Religie loopt voorop in het veroordelen van de gevolgen van ‘meer’, hebzucht en een sterk verlangen naar rijkdom. Men beweert ondubbelzinnig dat deze ‘certificaten’ een enkele reis naar de hel zijn. De mens is bang om in de hel terecht te komen, maar is desondanks niet in staat om te leven zonder alsmaar meer te willen. Maar religie, waaronder God, is niet bij machte om de vernietigingen van oorlog tegen te gaan. Het oogmerk van oorlog is om meer schade te veroorzaken dan we ons kunnen voorstellen.

 

Bij het vernietigingproces dat inherent is aan oorlog draait het in de kern om het woord ‘meer’. Overwinnen wordt veiliggesteld door maximale vernietiging. De plaatsen waar sectoren als de gezondheidszorg, het onderwijs, de entertainmentsector, handel en rechtspraak en de landbouw worden gemanaged, komen het eerst voor vernietiging in aanmerking. De emotionele trauma’s voor zowel kinderen als volwassen zijn niet te bevatten. Profetische woorden als “Gij zult niet doden” zijn kennelijk aan dovemansoren gericht als het de oren zijn van iemand die naar meer destructie streeft. Maar hoe is dit voor een mens te rijmen met een wereld die niet echt maar illusoir zou zijn?

 

Destructie bevindt zich in het proces van verfijning zonder hetwelk constructie onmogelijk is. Destructie is een voorwaarde voor constructie en andersom. Oorlog is een destructieproces, opdat constructie kan plaatsvinden. Dit betekent niet dat de mens kan uitmaken waar en wanneer oorlog moet plaatsvinden zodat constructie kan plaatsvinden: het is niet de mens die tot destructie of constructie besluit. Het is het leven dat hier over gaat, en de besluitvorming bevindt zich in het proces van verfijning en is er niet gescheiden van.

 

Het leven is zeer precies, en ook oorlog heeft zijn precieze plaats. De geest kan de logica van het leven niet bevatten, omdat het leven geen logica heeft. Logica bevindt zich in en is bestemd voor de geest; het bevindt zich niet in het leven en is er ook niet voor bestemd. De geest is niet in staat om verslag uit te brengen over het leven, en heeft dat ook nooit gedaan. De geest is bedoeld om illusoire interpretaties van het leven te verstrekken.

 

De mens is gek op bezit, hoe meer hoe beter. Hem wordt geleerd om alsmaar meer te willen; het is het advies van velen aan zoveel mogelijk anderen. Het begint op school met het streven naar betere cijfers en om zo goed mogelijk uit de verf te komen - om vooruit te komen in het leven, zo gezegd. De mens wordt geadviseerd om ambitieus te zijn, en om op het hoogst mogelijke te mikken. Het devies van de hedendaagse mens is: zorg dat je een droom hebt en jaag die na.

 

De eigenschap om te willen bezitten, te behouden en verlies te voorkomen, is diep geworteld in de menselijke geest. De noodzaak om te overleven zette de primitieve mens ertoe aan om te vergaren. Het vergaren was voor hem noodzakelijk omdat hij zijn omgeving nog niet kende. Maar de mens begon te migreren en zo ontdekte hij moeder aarde. Op haar beurt verschafte moeder aarde hem het voedsel dat hij nodig had. Smaak was de eerste sensatie die hem ertoe aanzette om meer te willen.

 

Voor de primitieve mens was de maag de focus van de geest. Onderwijs leerde de mens om alsmaar meer te willen en ook op welke wijze hij voedsel kon verduurzamen. Sindsdien heeft het leven zich enorm verfijnd op het gebied van verduurzaming van voedsel, hetzij in de supermarkt of thuis. De mens verplaatst zich op efficiënte en comfortabele wijze over het land, het water en door de lucht.

 

Voedsel is nu makkelijk te verkrijgen en eenvoudig door woestijnen, over grote afstanden, of zelfs door de ruimte te vervoeren. Hoe zou de mens ooit omvangrijke expedities hebben kunnen volbrengen als hij niet over ‘meer’ had kunnen beschikken? Zelfs tot op de dag van vandaag is honger een heel belangrijk punt voor een mens omdat het diep geworteld is in de geest.

 

Ten gevolge van de verfijning van het leven verschoof de focus van de maag naar de geest. Spoedig ontwikkelde de mens een honger naar kennis. Dit ving aan met het moment waarop de mens voor het eerst de smaak van kennis te pakken kreeg. De smaak van kennis kreeg de mens in zijn greep, zoals dat al eerder was gebeurd met de smaak van voedsel. Aldus liepen de zoektocht naar voedsel en de jacht op kennis vanaf een bepaald moment parallel aan elkaar, wat ze tot op de dag van vandaag nog steeds doen.

 

Aanwas van kennis garandeert de mens een comfortabel leven; althans, dat is de overtuiging. Maar de mens mag dan in de periode die ligt tussen zijn allereerste gedachte en nu heel geleerd zijn geworden, hij is desondanks verre van gelukkig. Dus welke kennis of hoeveel kennis zou de mens nog nodig hebben om gelukkig te kunnen zijn, want levensgeluk is toch wat het woord ‘meer’ belooft?

 

Met elke generatie wist de mens weer meer, wat die kennis ook was, maar niet één generatie gaf ooit een gelukkig mens te zien. Dus welke garantie heeft de mens eigenlijk dat alsmaar meer kennis uitmondt in de wereld van geluk waar hij zo naar verlangt? Hoeveel een mens ook bezit, hij is nooit wezenlijk anders dan iemand die minder heeft. Boosheid vinden we ook terug in de mens die veel heeft; sterker nog, ook boosheid is een kwestie van meer.

 

De mens raakt van streek en voelt zich depressief en verloren als hij een deel of delen van zijn bezittingen verliest. Maar als ‘meer’ echt was, hoe zou het dan minder kunnen worden? Maar dat wordt het weldegelijk, althans, dat is wat de mens denkt. Hij lijkt zich nog maar nauwelijks te herinneren dat hij met lege handen tot deze wereld toetrad, en dat elk bezit, hoe klein ook, altijd nog meer is dan wanneer je lege handen hebt. Het leven heeft de mens elk moment gegeven, en dat is meer zoals het is.

 

Het leven heeft zich tot nu toe enorm verfijnd, en dit proces is eeuwig; de mens kan zich slechts vertwijfeld afvragen wat er nog komen gaat. Maar wat het ook zal zijn, de wereld zal altijd illusoir zijn; juist omdat het leven doorlopend verfijnt, kan de wereld nooit echt worden.

 

Het leven ontsteeg langzaamaan het primitieve leven en verfijnde in samenlevingen; het familieleven kreeg vorm en de geest volgde op de voet. In elke generatie manifesteerde het leven het verlangen om te vergaren, iets wat zich in de huidige mens heeft ontwikkeld tot wat we ‘materialisme’ noemen. Het leven zal dit eeuwig blijven doen.

 

Het is belangrijk om te begrijpen dat het leven de illusoire wereld manifesteert. Het moet de illusoire wereld consolideren en kan dat alleen doen door een illusoir mens ervan te overtuigen dat de wereld echt is. Eén van de vele manieren is door de illusoire mens te laten denken dat hij de doener is, en dat wordt bereikt met het woord ‘meer’ – zodoende denkt de geest alsmaar aan meer.

 

Het leven is erg intelligent, en hoewel het de gever én de nemer is, heeft het ervoor gezorgd dat de mens gelooft dat hij, als een individu, kan nemen en ook kan geven. Het leven heeft God in de vorm van een gedachte in de geest gemanifesteerd, waardoor de mens nu denkt dat hij God kan benaderen om meer te vragen van wat dan maar ook. In zekere zin kan de mens hierdoor een relatie met God de almachtige onderhouden. Bid meer om meer te krijgen, is de ‘geest’ van het spel genaamd ‘neem meer’. En de mens vraagt zich nog maar nauwelijks af of hij ooit minder heeft gehad.

 

Welk recht heeft de mens om meer te eisen? Voldoen we, enkel omdat we een mens zijn, aan het criterium om aanspraak te maken op meer? Heeft de mens het leven uitgevonden, waardoor hij het gevoel heeft dat meer van het leven hem toekomt? Als hij het leven en de wereld zou hebben gemanifesteerd, zouden zijn argumenten gerechtvaardigd zijn. Maar dat heeft hij niet gedaan, zodat elk moment van zijn leven meer een kwestie van geluk is dan wat anders. De mens krijgt zoveel, en dat, zonder het te hoeven vragen of zich verdienstelijk te hoeven maken.

 

Deze opvatting versterkt de overtuiging dat de mens de doener is, en als hij niet krijgt wat hij wil kan hij altijd God nog om hulp vragen. Zelfs een gebed en een verzoek dragen bij aan de overtuiging dat hij de doener is. Hij dient nog tot het inzicht te komen dat denken, spreken en handelen de mens overkomt, en dat het niet voor rekening van de mens komt.

 

Waarom manifesteert het leven de wereld op deze manier? De wereld is wat het is, en zo is het nu eenmaal, maar niet voor ieder mens. Een verlicht wezen is het leven geworden en doorziet de illusoire natuur van de wereld, mens en de geest. Een verlicht wezen is geen mens – hij is het leven zelf.

 

Wat voorbeschikt is om naar je toe te komen zal naar je toekomen. Zo is het altijd geweest en zo zal het altijd zijn; het is zoals het leven is. Wat je hebt is naar je toegekomen, maar daarmee is het nog niet van jou. De wijze waarop het naar je toe gekomen is, is mysterieus en valt buiten het bereik van de logica en de rede. Door dit te begrijpen transcendeert een mens naar het leven.

 

Geen mens is hebzuchtig, en het heeft geen zin om te denken dat iemand wel zo is. De mens is niet materialistisch in de gewoonlijke zin van het woord. Hebzucht weerspiegelt de staat van energie van het moment. Hebzucht vindt plaats, zodat de mens kan inzien dat hij niet de doener is. Hebzucht maakt dat het lijkt alsof een mens een individu is, zodat hij kan begrijpen dat hij dat niet is. Het leven leert ons in elk moment dat het de wereld met alles erop en eraan manifesteert, inclusief gedachten, en het is dus niet de mens die ze maakt.

 

Alles en iedereen in deze wereld is met elkaar verbonden en deze verbondenheid bevindt zich in een enkelvoudige stroom. Dus alles wat een mens omringt moet naar hem toekomen. Op zijn reis is de mens een ‘oppasser’. De reis is enkelvoudig en niet gescheiden van die van anderen. Dit is één van de vele betekenissen van eenheid van het leven. Als dit inzicht in een mens doorbreekt, zal hij het leven vanwege haar intelligentie alleen nog maar respecteren en bewonderen.

 

Wat je ook bezit in termen van gedachten en bezittingen, om het even wat je spraak en je bezigheden zijn, het is precies en perfect voor het moment en voorbij goed of fout. De mens gelooft dat wat hij in enig moment heeft niet genoeg is, en daarom zoekt hij naar meer. Begrijp dat ‘meer’ minder is dan veel meer, en dat veel meer op een dag weer minder en niet genoeg zal zijn.

 

© Copyright 2009 V. S. Shankar

 

 

 

Terug naar artikel pagina

 

 

back to articles page