Dr. Vijai S Shankar MD.PhD.

India Herald

Houston, USA

11 April 2008

 

 

 

De zoektocht van de mens naar de werkelijkheid is legendarisch. Deze uitzonderlijke zoektocht duurt voort tot op de dag van vandaag, wat alleen maar kan betekenen dat deze zoektocht nog niet voorbij is. Interessant genoeg is het voor een paar mensen wel voorbij en deze mensen staan bekend als wijzen of de verlichten. Wat weten zij, of wat weten zij niet, dat hen tot verlichte wezens maakt?

 

Is het een kwestie van kennis of van realisatie? Als het om kennis gaat, wat moet de mens dan nog meer weten om verlichting te bereiken? Weet hij dan nog niet genoeg? Als wat hij weet nog niet genoeg is, wat moet hij dan nog meer weten? Kent de mens de grenzen van de kennis die hij nodig heeft om verlichting te bereiken? Zo niet, welke garantie is er dan dat kennis tot verlichting zal leiden?

 

Misschien gaat het helemaal niet om kennis. Dan moet het een kwestie van realisatie zijn. Maar wat hebben de verlichten dan gerealiseerd dat ze verlicht maakt? En belangrijker, wat zou deze realisatie kunnen zijn?

 

Voor de mens is de werkelijkheid beperkt tot wat hij kan zien, waar hij over kan spreken of waar hij over kan denken. Maar kan wat hij ziet, waar hij over spreekt of waar hij over denkt de werkelijkheid zijn? Hoe kan het de werkelijkheid zijn als alles wat hij weet gebaseerd is op dualiteit? Zonder dualiteit kan wat hij weet niet bestaan. Wat hij weet is afhankelijk van dualiteit, en deze afhankelijkheid, en elke vorm van afhankelijkheid, maakt onafhankelijkheid onmogelijk. De werkelijkheid is onafhankelijk en niet afhankelijk en deze kwaliteit maakt het tot de werkelijkheid. De werkelijkheid is wat niet verandert, overal aanwezig en eeuwig is. Wat de mens weet en elke vorm ervan is hoe dan ook veranderlijk en tijdelijk: vandaag aanwezig, maar morgen verdwenen of, nog nauwkeuriger, aanwezig op het ene moment en verdwenen op het volgende moment, aangezien het leven een transformatieproces van energie is.

 

Daarom kan men niet over de werkelijkheid schrijven, spreken of denken: dat kan men alleen over de illusie. Dus moet alle kennis over de werkelijkheid, vreemd genoeg, illusoir zijn – en daarmee een prachtig verhaal dat de mens in slaap sust. De geest van de mens zit vol met dergelijke verhalen, die hij voor waar houdt. Zijn gedachten zijn voor hem de enige werkelijkheid en daarom zijn ze hem zo dierbaar. Er zijn veel mensen op de wereld en dus, vreemd genoeg maar onvermijdelijk, is de werkelijkheid ook zeer gevarieerd. De vraag rijst of de werkelijkheid gevarieerd kan zijn. Maar wie beslist dan wiens versie van de werkelijkheid echt is? Uiteindelijk komt het neer op een meerderheid tegenover een minderheid. Kan datgene dat de steun heeft van de meerderheid de werkelijkheid zijn? In dat geval kan de minderheid alleen nog maar het onwerkelijke en illusoire verdedigen, dat overigens volgens hen de werkelijkheid is.

 

Dit betekent dat voor de mens werkelijkheid en onwerkelijkheid tegelijk bestaan. Maar kan hij met zekerheid de grens vaststellen tussen werkelijkheid, onwerkelijkheid en illusie? Logisch gezien kan de werkelijkheid bestaan, maar als de werkelijkheid onveranderlijk en eeuwig en ook alomtegenwoordig is – wat toch kenmerken van de werkelijkheid zijn – zou het leven onmogelijk zijn. De pasgeborene zou de pasgeborene blijven en zou zich niet kunnen ontwikkelen in het leven. Activiteit in welke vorm ook zou onmogelijk zijn. Het leven zou tot stilstand komen; sterker nog, het zou niet eens kunnen beginnen. De onwerkelijkheid kan niet bestaan, want het is onwerkelijk. Hoe kan dat wat onwerkelijk is ooit tot bestaan komen? Daarom kunnen noch werkelijkheid noch onwerkelijkheid bestaan: daarmee blijft alleen de illusie over. De illusie bestaat omdat het slechts een verschijningsvorm van de werkelijkheid is – een reflectie van de werkelijkheid. Omdat de werkelijkheid licht is, is de reflectie er louter een uitvloeisel van.

 

We moeten het dus hebben over de illusie en de werkelijkheid; de kwestie van de onwerkelijkheid speelt dus helemaal niet. Maar de werkelijkheid kan niet gekend worden door de geest, want het gekende verandert voortdurend terwijl de werkelijkheid niet verandert en eeuwig is. De werkelijkheid kan daarom niet door de geest bepaald worden. Dat betekent dat alles wat de geest kent illusoir is en niet de werkelijkheid kan zijn.

 

De werkelijkheid is zuivere intelligentie en het is licht. De wetenschap heeft onthuld dat informatie de vorm van licht heeft. Alles dat bestaat in het leven is energie en energie is licht. Dus is kennis die aanwezig is in de geest ontstaan uit licht. Het is verstandig om te begrijpen dat de prehistorische mens niet eens een functionerende geest had en toch voltrok het leven zich aan hem. Langzaam maar zeker groeide kennis in de geest, terwijl het een web van misleiding spinde dat gebaseerd is op de dualiteit dat de mens denkt, spreekt en handelt en verantwoordelijk is voor de huidige staat van ontwikkeling. Het leven was al levend voor de komst van de geest en het heeft zichzelf ontwikkeld zonder tussenkomst van de geest. De geest brengt alleen maar verslag uit aan de mens over de illusoire ontwikkeling die het leven projecteert. Het leven is een enkelvoudig transformatieproces van energie, dat spontaan, oncontroleerbaar en onvoorspelbaar is. Dit proces van licht projecteert een optische en auditieve illusie die zich aan de mens voordoet als de echte wereld.

 

Acties die de mens voor echt houdt zijn niettemin een optische illusie. Spraak en gedachten die hij voor echt houdt zijn niettemin een auditieve illusie van geluid, dat uiteindelijk weer licht is. Daarom moet elke vorm van kennis, of het nu algemene kennis, specialistische kennis, alledaagse kennis, spirituele of religieuze kennis is, illusoir zijn, want ze zijn een functie van licht, ofwel intelligentie. De handelingen waarvan de mens denkt dat hij ze ‘doet, moet doen en niet moet doen’ zijn niets anders dan een intelligent groeiproces, want de mens wordt ieder moment ouder. Ouder worden is alles wat met de mens gebeurt en het gebeurt in het moment, en het moment is het enige dat aanwezig is in het leven. Handelingen vereisen tijd om afgemaakt te kunnen worden, maar tijd is niet aanwezig in het leven, noch kunnen handelingen op hetzelfde moment plaatsvinden als het verouderingsproces. Het leven doet de mens ouder worden op zeer intelligente wijze en dit verouderingsverschijnsel, dat een transformatieproces van energie is, verschijnt als handelingen in de vorm van gedachten, als dualiteit.

 

De mens, zijn handelingen, zijn spreken en zijn gedachten zijn illusoir, evenals de wereld. Alleen van de illusie kan men genieten, alleen de illusie kan men bewonderen, niet de werkelijkheid. Op het moment dat dit inzicht doorbreekt, is de mens de werkelijkheid geworden! Hij kan niet proberen de werkelijkheid te worden. Ook dit proberen vindt plaats zodat hij inzicht kan krijgen in het illusoire en de onbeduidendheid ervan en in de intelligentie die hier in het spel is, die hem overtuigt van het vermogen ervan om de werkelijkheid voort te brengen. De werkelijkheid kan niet verworven, verricht of beoefend worden. De werkelijkheid openbaart zichzelf op het moment dat de illusie begrepen is.

 

Het leven vertoont zijn schitterende illusie als wetenschap, ieder vorm van kennis, religie en spiritualiteit, en achter deze ontzagwekkende illusie staat de werkelijkheid, want zonder deze kan de illusie niet gereflecteerd worden. Ieder woord dat door het leven gesproken wordt is illusoir – zelfs de woorden die de illusie verklaren – want niet het woord is aanwezig in het leven, maar slechts licht en geluid. Zo is het leven en zijn intelligente illusie.

 

© Copyright V.S. Shankar, 2008.

 

 

 

Terug naar artikelpagina

 

 

back to articles page