Dr. Vijai S Shankar MD.PhD.

Gepubliceerd op www.acadun.com

Nederland

12 januari 2014

 

 

Niet-doener

 

De primitieve mens wist niet dat hij een doener was, noch dat er iets gebeurde. De primitieve mens wist eenvoudig niet dat hij wist. Toen de intelligentie van het leven het intellect manifesteerde, begon de primitieve mens te weten. De mens heeft er niet voor gezorgd dat kennis voor hem plaatsvond, evenals hij er niet voor heeft gezorgd dat intellect voor hem plaatsvond. Intellect is een geschenk van ’s levens intelligentie aan de mens, waardoor hij begon te weten en kennis toenam in zijn geest.

 

Naarmate de mens begon te weten, kwam hij ook te weten dat hij een doener was. Maar toen hij te weten kwam dat hij een doener was, realiseerde hij zich niet dat het doen al gebeurde voordat hij wist dat hij een doener was. Hij realiseerde zich niet dat hij er nu slechts aanspraak op maakte het gedaan te hebben. Dit besef schonk het leven aan enkelen en zij realiseerden zich dat de mens nooit de doener was geweest en dat al het doen door middel van hem gebeurt. Zij waren de wijzen of de verlichten.

 

Indien de mens de doener was, dan zou zijn dagelijks leven gaan zoals hij wil dat het gaat. Hij zou dan niet hoeven te verwachten dat het gaat zoals hij wil dat het gaat. Want hij zou elk moment weten wat hij gaat doen en wat hij niet gaat doen, om er zeker van te zijn dat zijn leven zal zijn zoals hij verwacht dat het zal zijn. In dat geval zou het betekenen dat, vanaf het moment dat de mens weet dat hij de doener is, zijn dagelijks leven in harmonie zal zijn. Maar de ervaring die de mens heeft van het dagelijks leven vertelt een ander verhaal.

 

Indien de mens de doener was, zou dat ook betekenen dat hij zou weten wat voorkomen moet worden, omdat hij zou weten wat hij op dat moment aan het doen is. Het feit dat de mens niet weet wat hij moet voorkomen, maar pas probeert te voorkomen nadat het gebeurd is, betekent dat de mens niet de doener is.

 

Indien de mens de doener was, zou hij nooit een fout maken, omdat hij alles correct zou doen, want niemand zou iets incorrect willen doen. Maar de filosofie van de mens weerspreekt dat hij de doener is, want zij beweert: mislukking is de springplank naar succes en, de mens leert door zijn fouten.

 

Indien de mens de doener was, dan zou de vraag of de mens wel of niet in staat is om te doen helemaal niet oprijzen. De mens gelooft dat zijn mogelijkheid om te doen afhangt van zijn capaciteit. Zijn capaciteit is echter inherent en hangt af van de intelligentie van het leven. Maar de mens heeft geen controle over zijn intellect, laat staan over de intelligentie van het leven. Maar deze vragen rijzen op. Dit betekent dat de mens twijfelt of hij de doener is of niet de doener is.

 

Indien de mens de doener was, dan zou hij alles wat gedaan moet worden tot in de puntjes organiseren en plannen. Maar het is duidelijk dat zelfs minutieus plannen en organiseren soms niet uitpakt zoals wordt verwacht. Dit bewijst wederom dat het dagelijks leven van de mens niet onder zijn controle staat, omdat hij niet de doener is.

 

Naarmate het intellect zich ontwikkelde en verfijnde, kwam de mens te weten dat hij de doener is. Evenzo, naarmate het intellect zich verder ontwikkelt en verfijnt, zal de mens zich realiseren dat hij niet de doener is. In de oudheid ontwikkelde en verfijnde het intellect zich in die mate bij enkele mensen en deed hen realiseren dat de mens niet de doener is. Zij werden bekend als de wijzen.

 

In de periode dat de wijzen verschenen, gaf het beperkte intellect en inzicht dat sommige mensen hadden hen een besef dat de wijzen spirituele handelingen deden om zich bewust te zijn dat zij niet-doeners waren en een conclusie dat de wijzen ook ervaringen hadden van niet-doenerschap. De wijzen echter, zouden nooit deze veronderstellingen en conclusies hebben verkondigd, want dat zou tegenstrijdig zijn aan hun verklaringen. Deze waren de interpretaties die de mensen maakten over de wijzen. En in die periode vond er ook geen besef plaats bij die mensen dat, om iets te kunnen doen, tijd vereist is. De mens zal op het juiste moment gaan begrijpen dat wanneer het doen gebeurt en de mens ervaart en hij denkt dat hij het doet, hij nooit in staat zal zijn om te beseffen dat hij een niet-doener is, want hij zal bezig zijn met te doen om het zich te realiseren.

 

Indien de mens de doener was, dan zou hij ongetwijfeld ervaren wat hij aan het doen is. De mens gelooft en droomt daarom dat hij de ervaringen van een niet-doener heeft, zich niet realiserend dat een niet-doener geen ervaringen heeft, want een niet-doener denkt niet dat hij doet. De wetenschap dat hij de ervaring heeft die een niet-doener heeft, heeft de mens gestimuleerd om meer te gaan doen om zodoende verlicht te worden. Een vicieuze cirkel ontstaat en de mens is gevangen genomen door zijn eigen geest.

 

Indien de mens de doener was, dan zou hij de ervaring van iets te doen in het dagelijks leven aanzien voor werkelijk, want dat is het inzicht dat bij hem heeft plaatsgevonden. De mens met een dergelijk inzicht gelooft daarom in het verkrijgen van spirituele ervaringen door te doen, in het geloof dat die ook werkelijk zijn. De wijzen, echter, hebben verklaard dat het leven een droom is – met de betekenis dat ervaringen die verkregen zijn door iets te doen in het dagelijks leven een droom zijn. De wijzen gebruikten het woord droom, omdat zij wisten dat een droom niet echt is, want het verdwijnt, aangezien dromen tijdelijk zijn en al snel wegvagen.

 

Evenzo wisten de wijzen dat alles wat in het dagelijks leven gebeurt wegvaagt en daarom wel een droom moet zijn en niet werkelijk. De ervaringen die een spirituele zoeker probeert te verkrijgen door te doen en wat hij beweert te doen, zouden dan ook een droom zijn en niet een werkelijke spirituele ervaring van een niet-doener. Voor een niet-doener is een ervaring in het dagelijks leven illusoir en niet echt.

 

Indien dromen echt waren, dan zouden zij niet verdwijnen, evenmin als enige ervaring in het dagelijks leven. Als zij echt zouden zijn, dan zouden zij niet verdwijnen. Maar ervaringen van het dagelijks leven verdwijnen wel en wanneer de mens denkt dat hij ze doet en zij komen wel terug, gelooft hij dat zij echt zijn. Dus hij denkt dat een spirituele ervaring echt is en dat hij moet handelen om de ervaring opnieuw te verkrijgen. Bijgevolg doet hij meer spirituele oefeningen zodat zij terug komen. Spirituele oefeningen gebeuren ook totdat er een besef plaatsvindt dat ervaringen terug komen omdat ze een droom zijn en niet echt.

 

Een droom is niet echt want hij verdwijnt. Dat wat echt is, als het echt zou zijn, zou nooit verdwijnen. Het leven zal doorgaan zich te ontwikkelen en verfijnen zoals het gedaan heeft vanaf dat het gemanifesteerd werd. Daarom, de mens is de doener, in die zin dat het doen of de verfijnde ontwikkeling door middel van hem gebeurt, zodat er op het juiste moment inzicht bij hem kan plaatsvinden dat het doen of de verfijnde ontwikkeling illusoir is en niet echt, zoals dat eeuwen geleden bij sommigen gebeurde die nu bekend staan als de wijzen.

 

Auteur: Dr. Vijai S. Shankar
© Copyright V. S. Shankar 2013

 

Noot van de redacteur:

De mens als de doener: degene die faalt en succes heeft, degene die trots en beschaamd is over het resultaat van zijn of haar handelingen, degene die in een gemeenschap leeft waarin hij of zij verhoogd of verlaagd wordt door wat hij of zij doet, heeft betrekking op Jan en alleman. Er zijn geen uitzonderingen hierop – we leven allemaal in het vaste geloof dat wij doen en hoe wij het doen. Er zijn geen fouten hier, geen schuld. Nu is er onder ons iemand verschenen wiens begrip van de verklaringen van de verlichte wijzen op deze plek niet-doenerschap openbaart in de Engelse taal.

Julian Capper, Engeland

 

Noot van de Duitse vertaler:

De mens gelooft dat het leven de hel zou zijn als hij niet de doener is, want hij is bang geen controle te hebben over de toekomst, zijn leven. Plannen en organiseren zijn zijn denkbeeldige gereedschappen om “het verkeerde” te voorkomen en “het goede” te verkrijgen. Hier in dit inzichtelijke artikel, wordt diepgaand getoond dat het leven een hel zou zijn als de mens een doener zou zijn. Dit oppervlakkige begrip van het leven houdt in gevangen te zijn in de geest door steeds te denken aan handelingen, goed en fout, verantwoordelijkheid evenals schuld en schaamte. Het leven is een hemel op aarde voor degene die begrijpt dat het leven de mens manifesteert als een illusoire doener. Dit openbaart niet-doenerschap, welke nooit in de geest ervaren kan worden.

Marcus Stegmaier, Duitsland

 

Noot van de Nederlandse vertaler:

In dit artikel “Niet-doener” wordt uitgelegd dat ervaringen illusoir zijn en dat doen plaatsvindt door middel van de mens. Hij die verlichting zoekt en gelooft dat hij de doener is, zal de verlichte verkeerd begrijpen. Hij zal de bewegingen van de verlichte interpreteren en proberen om hetzelfde te ‘doen’. Hij zal verlichte ervaringen verwachten en geloven dat de verlichte die ook heeft. Hij is zich al die tijd onbewust van het cruciale inzicht ‘Ik ben niet de doener’.

Paula Smit, Nederland

 

 

 

Terug naar artikelpagina

 

back to articles page